Interview Hockey.nl: Ouder en Coach zijn

Ouder én coach: ‘Ik beoordeel mijn eigen kinderen niet bij selecties’

Mijntje Donners, KNHB-bestuurslid Tophockey Dames, sprak in een interview met hockey.nl haar ergernis uit over de te betrokken ouders die hun hockeyende kinderen te veel pamperen. Maar waarom doen ouders dat? Hoe moeten ze zich gedragen richting hun kind? En wat willen kinderen? Hockey.nl zoekt het uit. Vandaag: Michiel Ullers. Hij coacht zijn twee jongens bij HV De Terriërs. ‘Ouders overschatten hun kinderen enorm’, merkt hij.

Op zaterdag rent hij van de ene wedstrijd naar de andere: Michiel Ullers is coach van zowel zijn oudste als zijn jongste zoon bij HC De Terriërs. En dan doet hij ook nog de JA1. Hij haalt er zijn schouders over op. ‘Vaak zijn er te weinig coaches. Hockey is ook mijn eigen passie, dus ik doe het graag.’ Hij hockeyde zelf in de Overgangsklasse, maar doet het inmiddels bij de Veteranen wat rustiger aan.

‘Op het veld ben ik de coach en even niet hun vader’

Of het lastig is om je eigen kinderen te coachen? Ullers vindt van niet. ‘Op het hockeyveld ben ik de trainer en coach en even niet hun vader. Ik denk dat ze er meer last dan profijt van hebben. Ik probeer ze namelijk juist niet voor te trekken.’

Hij vindt het zelf onwenselijk dat ouders ook bij oudere kinderen nog coach zijn. ‘In de jongste jeugd kan het prima. Dan is het sowieso vooral nog een kwestie van veters strikken en snottebellen afvegen. Daarna geldt dat ouders wel verstand van hockey moeten hebben als ze willen coachen en een trainersopleiding doen.’

Vanaf ongeveer de B-jeugd is het echt beter dat jonge trainer/coaches de teams overnemen, denkt Ullers. ‘Die sluiten meer aan bij die leeftijd en als ze op zondag spelen zijn het ook de voorbeelden van die jongens en meisjes.’ Zijn oudste zoon hockeyt nu in de C-jeugd. ‘Ik vraag hem wel elk jaar of hij het nog leuk vindt dat ik coach ben. Tot nu toe zegt hij van wel. Hij ziet me op dat moment ook even niet als vader. Hij gaat op de fiets naar het veld. Ik kom met de auto.’

Halve club op zijn kop bij selecties

Alleen tijdens de selecties is het lastig, vindt Ullers. ‘Ik beoordeel alle spelers, maar niet mijn eigen kinderen. Daar ben ik altijd heel duidelijk in. Dat mogen andere mensen doen.’ Als er iets is waar hij niet tegen kan, is het wel ouders die zich bemoeien met de indeling van de teams.  ‘Dat is elk jaar weer een enorm gedoe. De halve club staat dan op zijn kop.’

Ouders overschatten hun kinderen enorm, vindt hij. Denken dat hun kind de nieuwe Billy Bakker of Maartje Paumen is. ‘Ik zou willen dat ze meer vertrouwen op de trainers en coaches. Als ik bij onze club kijk, worden die selecties heel gedegen aangepakt. De kinderen worden gedurende het seizoen gevolgd, er zijn meerdere meetmomenten. Natuurlijk heb je altijd een paar discussiegevallen, maar er komen zó veel ouders klagen. Dat is absurd.’

‘Vind je kind hockey nog wel leuk?’

‘Ik kan zo een aantal kinderen noemen, waarvan ik echt niet weet of ze hockey wel leuk vinden. Hun ouders willen dat ze koste wat kost in het eerste team komen, waar ze eigenlijk misschien nét niet goed genoeg voor zijn. Daardoor moeten ze continue op hun tenen lopen, zijn ze de dertiende man. Terwijl ze in de C2 veel meer aan hockeyen toe zouden komen en zich meer ontwikkelen.’ Op zijn club ziet hij goede en slechte voorbeelden van hoe ouders met hun kinderen omgaan. ‘Het grootste deel is positief hoor, ouders komen vaak kijken. Als je je kind alleen dropt en weer ophaalt toon je niet echt interesse.’ Als ouders moet je je kind ook meegeven wat de bedoeling is van een teamsport, vindt hij. ‘Ik heb een keer een jongetje in het team gehad dat alles alleen deed en als er iets misging meteen zijn teamgenoten de schuld gaf. Niet sociaal. Maar dat gedrag komt niet uit het niets. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat zijn ouders thuis vaak zeiden dat zijn teamgenoten zo slecht waren.’

‘Hoe was het?’ in plaats van ‘Heb je gewonnen?’

Als iedereen zijn best maar doet. Dat is Ullers’ motto bij de jeugdteams die hij coacht. ‘Ouders vragen vaak als eerste: Heb je gewonnen? Dat is goed bedoeld, maar voor kinderen is dat, tot de C-leeftijd ongeveer, helemaal nog niet belangrijk. Als ze steeds verliezen en dat steeds moeten zeggen, kunnen ze gemakkelijk het plezier in de sport verliezen. Beter kun je dus vragen: Hoe was het? Heb je de bal gehad en wat heb je voor acties gemaakt?’

‘Mijn jongste speelde ooit mee met een toernooi voor de Jongste Jeugd. Ze zaten in een poule van drie en verloren alles. Daarna werden de prijzen uitgereikt. Degene die dat deed, deed het perfect. Ze zei niet: iedereen krijgt een medaille, ook als je verloren hebt. Ze zei: jullie zijn derde geworden, dus jullie krijgen de bronzen medaille. Die jongens gingen juichend over het veld. Zo mooi. Daar gaat het om.’

Michiel Ullers schrijft herkenbare verhalen over wat hij zoal meemaakt als hockeycoach en vader op zijn blog Hockeyvader.nl.

Share

Post navigation